vrijdag 3 september 2010
“Ik hou van gestoorde personages” - Robert Pattinson over zijn rol als rebel in ‘Remember Me’
LONDEN – Robert Pattinson wil af van zijn vampierenimago, en neemt nu ook serieuze rollen onder handen. ‘Remember Me’ is een not-your-typical love story, waarin Pattinson met verve de rol van de rebellerende Tyler op zich neemt. Metro sprak met het tieneridool over beroemd zijn, buiten de lijntjes lopen en werken met grote filmsterren.
Waarom besloot je mee te werken aan ‘Remember Me’?
Robert Pattinson: “In elk script dat ik krijg met een jonge kerel in de hoofdrol, gaat het altijd om volledig onschuldige, soms zelfs maagdelijke, personages. Ze ondergaan een soort gedaanteverandering, en op het einde zijn ze altijd gelukkig met zichzelf. Het komt vaak op hetzelfde neer.Terwijl Tyler nergens vandaan komt en uiteindelijk ook nergens terechtkomt. Zo krijg je veel meer speelruimte. Ik kon me niet meteen een film voor de geest halen die zo in elkaar zat. Het is ook de enige keer dat ik een normale kerel speel.”
Voel je je aangetrokken tot gestoorde personages?
“Dat denk ik wel, ja. Waarschijnlijk omdat ik zelf een vrij ongestoord leven leid. De rollen die ik nu aangeboden krijg, zijn wel anders dan vroeger. Net na ‘Twilight’ boden ze me alleen rollen van perfecte kerels aan. Nu krijg ik meer gekwetste personages. Maar ik las het script van ‘Remember Me’ net na de opnames van ‘Twilight’. En ik hield er meteen van.”
Hoe was het om te werken met grote sterren zoals Pierce Brosnan?
“Van ‘Remember Me’ hebben we vooral geprobeerd om er een geheel van te maken. Maar in ‘Bel Ami’ (Pattinsons volgende film waarin hij de rol van de oversekste Georges Duroy voor zijn rekening neemt, red.) verzorgen de grote namen slechts de bijrollen. Ik dacht ‘Jezus, ik moet hier echt mijn uiterste best doen, op alle vlakken’. Het doet je heel snel bijleren. Op de repetities zie ik dan Kristen Scott Thomas binnenkomen, die zelfs niet hoeft na te denken bij wat ze doet. En zelfs dan wint ze waarschijnlijk nog een award. (lacht) En daar zit ik dan, wanhopig na te denken over manieren om een gedenkwaardige prestatie neer te zetten. Ik sta best wel onder druk om te presteren.”
Herken je jezelf in Tyler?
“Er zijn een aantal aspecten waarvan ik wou dat ik ze had. Hij maakt zich helemaal geen zorgen over de gevolgen van wat hij doet. Het voelt alsof hij nooit iets te verliezen heeft, terwijl ik altijd denk dat ik veel te verliezen heb. Meestal is dat wel niet zo. (lacht) Maar ik haat het om rekening te moeten houden met gevolgen. Bijvoorbeeld als je, zoals Tyler, voortdurend betrokken zou raken in vechtpartijen. Ik zou ten eerste meteen in elkaar geslagen worden (lacht). Maar het is ook zo’n gedoe om voor een rechtbank te moeten verschijnen en schadevergoedingen te moeten betalen. Als je beroemd wordt en je zegt zomaar iets out of the blue, dan stelt iedereen je daar gedurende de volgende maanden vragen over. Ik heb echt geen zin om zo’n vragen te beantwoorden, dus probeer ik niks controversieels te zeggen.”
Hoe blijf je mooi met je voeten op de grond, ondanks je bekendheid?
“Ik denk dat dat komt omdat ik zo onverwachts beroemd ben geworden. De mensen van wie de roem hen naar het hoofd stijgt, zijn diegenen die er jaren voor gevochten hebben. En als ze dat dan bereiken, vinden ze ook dat ze het verdiend hebben. Terwijl ik maar een stap in een bepaalde richting heb gedaan, en ik wist ook niet echt wat ik deed (lacht). Het gebeurde gewoon. Ik verdien het dus niet echt.”
Welke offers moet je daarvoor brengen?
“Veel mensen schatten roem heel hoog in, veel meer dan zou moeten. Ze worden boos als anderen hun eigen bekendheid niet genoeg respecteren, of denken dat ze hun roem niet verdienen. En dus moet je jezelf de hele tijd bewijzen. Als ik naar een feestje ga, voel ik altijd de behoefte om mezelf te verontschuldigen, gewoon voor wie ik ben. Mensen zien je anders als je beroemd bent. Je kunt nooit ergens binnenwandelen en jezelf opnieuw uitvinden. Je moet jezelf altijd verantwoorden. Dat is heel vermoeiend.”
Is het in jouw geval dan moeilijk om een relatie te hebben?
“In echte relaties met mensen die je al jarenlang kent, verandert er niets. Met al mijn vrienden en iedereen die ik ken, is alles gebleven zoals het was. Alleen met nieuwe mensen denk ik vaak dat iemand iets gaat zeggen, terwijl er meestal niets ergs gebeurt. Maar die achterdocht is heel vervelend.”
Hoe wil je dat het publiek ‘Remember Me’ ziet als ze de cinema verlaten?
“Ik ben de film gaan zien in New York met vrienden enkele maanden geleden, en hun reacties waren nogal raar. Ik hoop dat niemand ‘Remember Me’ ziet als de zoveelste film in zijn genre. Ik wil niet dat hij beoordeeld wordt als ‘mainstream Hollywood’, want dat was helemaal niet de bedoeling. Het is geen romantische komedie zoals ‘The Notebook’. Niemand probeerde hem zo te maken. Natuurlijk zullen mensen ‘Remember Me’ vergelijken met andere films. Maar dat zal moeilijk worden, want ik denk niet dat er iets is om hem mee te vergelijken.”
Dit interview verscheen op 7 april 2010 in Metro.
donderdag 29 april 2010
Leesvoer voor op je nachtkastje
Voor wie niet in slaap valt wanneer het moet, stelt Nacht.Mag tien boeken voor die niet mogen ontbreken op je nachtkastje. Van lijvige kanjers tot gebundelde kortverhalen, en van bloedstollende misdaadromans tot hilarische pageturners. Met dit lijstje kom je gegarandeerd heelhuids de nacht door.
1. Bram Stoker: ‘Dracula’
Stokers negentiende-eeuwse bloeddorstige graaf is de klassieker bij uitstek in de nachtelijke literatuur, en niet in het minst omdat hij na 113 jaar nog steeds tot de verbeelding spreekt. Het aantal vampiers dat Dracula’s voorbeeld volgt in films en boeken is haast niet te tellen. Wij vinden het origineel nog steeds beter dan de honderden afkooksels, en huiveren graag mee met zijn slachtoffers in het Transsylvanië van 1893.
2. Edgar Allan Poe’s kortverhalen
Nog een meester in het horrorgenre is Edgar Allan Poe. Zijn kortverhalen zijn ideaal voor wie nog snel even wil griezelen in bed. Aanrader is het bekende ‘Het vat Amontillado’, waarin Montresor zijn vriend levend inmetselt in zijn kelder omdat hij hem in het openbaar beledigde. Voor gevorderden is er ‘De put en de slinger’. Het hoofdpersonage beschrijft er zijn doodsangsten tijdens martelingen onder de Spaanse Inquisitie. Niet voor gevoelige zielen.
3. Nicole Krauss: ‘De geschiedenis van de liefde’
Wie geen zin heeft in nachtmerries moet met Nicole Krauss het bed induiken. Haar liefdesgeschiedenis is een pareltje dat het midden houdt tussen een hommage aan alles wat verloren gegaan is, en een zoektocht naar onopgeloste mysteries. Dit boek lees je, net als het oeuvre van echtgenoot Jonathan Safran Foer, in een ruk uit.
4. James Joyce: ‘Ulysses’
Chronische insomnialijders zoeken hun toevlucht tot het belangrijkste boek van de modernistische literatuur. Hoewel ‘Ulysses’ vaak de meest invloedrijke roman van de vorige eeuw genoemd wordt, hebben nog maar weinigen het boek echt gelezen. Geruchten doen de ronde dat het je minstens twee jaar kost om het boek uit te lezen, maar laat dat je tijdens slapeloze nachten vooral niet tegenhouden. Joyce neemt je in deze duizend pagina’s tellende kanjer mee naar Dublin en de perikelen van Leopold Bloom op 16 juni 1904.
5. Stieg Larsson: Millenium-trilogie
Larssons krimitrilogie is al enkele jaren heel populair en zorgt voor een nieuwe wind in het genre. De misdaadromans met Mikael Blomkvist en Lisbeth Salander in de hoofdrollen zijn echte pageturners en houden je dagenlang – of liever nachtenlang – in de ban. Dat geldt trouwens voor alle Scandinavische krimi’s. Wie Larsson uit heeft, kan alvast aan Henning Mankells ‘Wallander’-reeks beginnen, of aan Karin Fossums ‘Sejer’boeken.
6. Helen Fielding: ‘Het dagboek van Bridget Jones’
Bridget Jones is dertig en single. Haar biologische klok begint langzaamaan te tikken en ze besluit haar leven in handen te nemen. Wat volgt is een prettig gestoord dagboek over haar liefdesleven, het dagelijkse gevecht met de weegschaal en een harde strijd tegen haar alcohol- en rookverslaving. Ideaal voor wie wat lichtere lectuur wil in bed. In het tweede deel ‘Het nieuwe dagboek’ verdenkt Bridget haar grote liefde – en eerste serieuze partner in jaren – Mark Darcy ervan een affaire te hebben.
7. Tom Lanoye: De Monstertrilogie
Lanoyes uiteenzetting van de ondergang van een machtige politieke familie aan het einde van de twintigste eeuw zorgde al voor menige prijs op de schoorsteenmantel. ‘Het goddelijke monster’, ‘Zwarte tranen’ en ‘Boze tongen’ zijn verkrijgbaar als een lijvige bundel en brengen een realistische karikatuur van het leven aan de top van de textielindustrie. Lanoyes vlotte stijl zorgt ervoor dat je telkens meteen de draad weer kan oppikken, zelfs al ben je de avond ervoor met het boek in de hand in slaap gevallen.
8. Annie M.G. Schmidt: ‘Pluk van de Petteflet’
Pluk, Aagje, Zaza en de Stampertjes blijven geliefd bij jong en oud, en zijn het perfecte leesvoer voor wie het zandmannetje al voelt naderen. Het boek is ingedeeld in korte hoofdstukjes – waarvan het stuk over het ‘prr ta lie loe’-geroep van de krullevaar onze favoriet is – en is dus ook leuk om voor te lezen.
9. Gabriel García Márquez: ‘Honderd jaar eenzaamheid’
Van het meesterwerk van Nobelprijswinnaar Márquez zijn wereldwijd al dertig miljoen exemplaren verkocht in 27 talen. Het relaas van zeven generaties van de familie Buendía en hun tegenslagen in het dorp Macondo is het tweede populairste Spaanse boek aller tijden, net na Miguel Cervantes’ ‘Don Quichot’.
10. Henrik Lange: ‘De 90 bekendste boeken voor mensen met haast’
Als laatste in deze top tien staat een boek voor wie in slaap valt nog voor zijn hoofd het kussen raakt, maar toch mee wil zijn met de literaire canon. Lange vat negentig klassiekers, waaronder ‘Misdaad en Straf’, ‘Romeo en Julia’ en ‘De Schaduw van de Wind’, samen in welgeteld vier tekeningen. Vanaf nu heeft geen enkel boek, waarvan je verondersteld wordt het gelezen te hebben, nog geheimen.
Dit artikel werd ook gepubliceerd in Nacht.Mag.
1. Bram Stoker: ‘Dracula’
Stokers negentiende-eeuwse bloeddorstige graaf is de klassieker bij uitstek in de nachtelijke literatuur, en niet in het minst omdat hij na 113 jaar nog steeds tot de verbeelding spreekt. Het aantal vampiers dat Dracula’s voorbeeld volgt in films en boeken is haast niet te tellen. Wij vinden het origineel nog steeds beter dan de honderden afkooksels, en huiveren graag mee met zijn slachtoffers in het Transsylvanië van 1893.
2. Edgar Allan Poe’s kortverhalen
Nog een meester in het horrorgenre is Edgar Allan Poe. Zijn kortverhalen zijn ideaal voor wie nog snel even wil griezelen in bed. Aanrader is het bekende ‘Het vat Amontillado’, waarin Montresor zijn vriend levend inmetselt in zijn kelder omdat hij hem in het openbaar beledigde. Voor gevorderden is er ‘De put en de slinger’. Het hoofdpersonage beschrijft er zijn doodsangsten tijdens martelingen onder de Spaanse Inquisitie. Niet voor gevoelige zielen.
3. Nicole Krauss: ‘De geschiedenis van de liefde’
Wie geen zin heeft in nachtmerries moet met Nicole Krauss het bed induiken. Haar liefdesgeschiedenis is een pareltje dat het midden houdt tussen een hommage aan alles wat verloren gegaan is, en een zoektocht naar onopgeloste mysteries. Dit boek lees je, net als het oeuvre van echtgenoot Jonathan Safran Foer, in een ruk uit.
4. James Joyce: ‘Ulysses’
Chronische insomnialijders zoeken hun toevlucht tot het belangrijkste boek van de modernistische literatuur. Hoewel ‘Ulysses’ vaak de meest invloedrijke roman van de vorige eeuw genoemd wordt, hebben nog maar weinigen het boek echt gelezen. Geruchten doen de ronde dat het je minstens twee jaar kost om het boek uit te lezen, maar laat dat je tijdens slapeloze nachten vooral niet tegenhouden. Joyce neemt je in deze duizend pagina’s tellende kanjer mee naar Dublin en de perikelen van Leopold Bloom op 16 juni 1904.
5. Stieg Larsson: Millenium-trilogie
Larssons krimitrilogie is al enkele jaren heel populair en zorgt voor een nieuwe wind in het genre. De misdaadromans met Mikael Blomkvist en Lisbeth Salander in de hoofdrollen zijn echte pageturners en houden je dagenlang – of liever nachtenlang – in de ban. Dat geldt trouwens voor alle Scandinavische krimi’s. Wie Larsson uit heeft, kan alvast aan Henning Mankells ‘Wallander’-reeks beginnen, of aan Karin Fossums ‘Sejer’boeken.
6. Helen Fielding: ‘Het dagboek van Bridget Jones’
Bridget Jones is dertig en single. Haar biologische klok begint langzaamaan te tikken en ze besluit haar leven in handen te nemen. Wat volgt is een prettig gestoord dagboek over haar liefdesleven, het dagelijkse gevecht met de weegschaal en een harde strijd tegen haar alcohol- en rookverslaving. Ideaal voor wie wat lichtere lectuur wil in bed. In het tweede deel ‘Het nieuwe dagboek’ verdenkt Bridget haar grote liefde – en eerste serieuze partner in jaren – Mark Darcy ervan een affaire te hebben.
7. Tom Lanoye: De Monstertrilogie
Lanoyes uiteenzetting van de ondergang van een machtige politieke familie aan het einde van de twintigste eeuw zorgde al voor menige prijs op de schoorsteenmantel. ‘Het goddelijke monster’, ‘Zwarte tranen’ en ‘Boze tongen’ zijn verkrijgbaar als een lijvige bundel en brengen een realistische karikatuur van het leven aan de top van de textielindustrie. Lanoyes vlotte stijl zorgt ervoor dat je telkens meteen de draad weer kan oppikken, zelfs al ben je de avond ervoor met het boek in de hand in slaap gevallen.
8. Annie M.G. Schmidt: ‘Pluk van de Petteflet’
Pluk, Aagje, Zaza en de Stampertjes blijven geliefd bij jong en oud, en zijn het perfecte leesvoer voor wie het zandmannetje al voelt naderen. Het boek is ingedeeld in korte hoofdstukjes – waarvan het stuk over het ‘prr ta lie loe’-geroep van de krullevaar onze favoriet is – en is dus ook leuk om voor te lezen.
9. Gabriel García Márquez: ‘Honderd jaar eenzaamheid’
Van het meesterwerk van Nobelprijswinnaar Márquez zijn wereldwijd al dertig miljoen exemplaren verkocht in 27 talen. Het relaas van zeven generaties van de familie Buendía en hun tegenslagen in het dorp Macondo is het tweede populairste Spaanse boek aller tijden, net na Miguel Cervantes’ ‘Don Quichot’.
10. Henrik Lange: ‘De 90 bekendste boeken voor mensen met haast’
Als laatste in deze top tien staat een boek voor wie in slaap valt nog voor zijn hoofd het kussen raakt, maar toch mee wil zijn met de literaire canon. Lange vat negentig klassiekers, waaronder ‘Misdaad en Straf’, ‘Romeo en Julia’ en ‘De Schaduw van de Wind’, samen in welgeteld vier tekeningen. Vanaf nu heeft geen enkel boek, waarvan je verondersteld wordt het gelezen te hebben, nog geheimen.
Dit artikel werd ook gepubliceerd in Nacht.Mag.
zondag 25 april 2010
“Overdag graffiti spuiten valt minder op”
GENT – Nu steeds meer steden in ons land zones afbakenen waar graffiti toegelaten wordt, kunnen creatievelingen ook overdag op pad. Nacht.Mag sprak met kunstenaar Bué, een oude rot in het vak die van zijn hobby – bijna – zijn beroep heeft gemaakt.
In Gent kunnen graffitikunstenaars zich legaal uitleven in het Werregarenstraatje en onder het Keizerviaduct. Zo wordt een groot deel van de nachtelijke kant van graffiti verschoven naar het daglicht.
Maar niet alleen door de gedoogzones tonen street artists zich nu ook overdag. “’s Nachts lijk je sneller verdacht. Hoe meer je opvalt terwijl je aan het werk bent, hoe minder het opvalt eigenlijk.”
Ik sta aan de achterkant van grootwarenhuis Galeria Inno aan de Ajuinlei in Gent, en voor mij is street artist Bué druk aan het overleggen met een vriend. Het stukje muur waar ze heftig naar gesticuleren, en waar al een werk van Bué op staat, is aan vernieuwing toe.
“Als je overdag werkt, denken mensen dat je iets in opdracht doet, en dat je ervoor betaald wordt. Maar als je in het donker op pad gaat, vinden ze iemand met een spuitbus in de hand algauw verdacht en bellen ze de flikken.”
Niettemin is het kunstwerk waar Bué en zijn vriend Faif mee bezig zijn, perfect legaal. Bué mag een twintigtal muren in het centrum van Gent beschilderen zoals hij dat zelf wil. Zijn lachende, kleurrijke figuurtjes zijn overal in de stad te bewonderen.
“Ik regel dat altijd rechtstreeks met de eigenaar. Ik werk niet meteen met het stadsbestuur.” “Omdat ik ook dingen doe die niet legaal zijn”, voegt hij er na even aarzelen aan toe.
Zelf trekt de 34-jarige kunstenaar in bijberoep er ’s nachts niet meer op uit. “Tussen 1 uur en halfvijf ’s morgens rijden er geen treinen en komen die op een bepaalde yard terecht. Wie dus treinen wil bespuiten, moet daar ’s nachts naar toe. Maar daar hou ik mij niet meer mee bezig.”
“Je hebt daar ook veel bij te verliezen”, gaat de Antwerpenaar door. “Ik krijg werk in wat ik doe. Mensen of bedrijven vragen mij om muurschilderingen te maken. We hebben zelfs onze eigen kinderkledinglijn. Waarom zou ik het ’s nachts illegaal doen, als ik het legaal ook kan? En dan moet ik niet snel snel iets afwerken.”
Geen vandaal
Ondertussen wordt er druk gespeculeerd over wie wat en vooral wanneer gaat doen, want hun tijd is beperkt. “Om 18 uur sluit de winkel en moeten we de ladders teruggeven”, legt Bué uit.
Faif kalkt de muur wit met een dikke laag latexverf. De Barcelonees – met stevig Spaans accent – vertoeft vier dagen in ons land om te schilderen. Bué ontmoette hem via internet, maar heeft ook veel internationale vrienden door reizen naar het buitenland.
“Elke keer ik genoeg geld heb, ben ik weg. In het buitenland krijg je weer waardering dan hier. Daarom ben ik ook maar artiest in bijberoep. Mijn andere job is affiches plakken. In België kan ik niet alleen van mijn kunst leven.”
Faif begint een tekening te schetsen die een banaan op een skateboard moet worden. Welke illegale activiteiten Bué dan wel nog onderneemt? “Meestal maak ik werken op vuile muren waar al veel tags (handtekeningen van graffitikunstenaars, red.) op staan. Maar dan wel in een goeie buurt waar veel mensen komen, zodat velen daar genot van kunnen hebben. Er zijn gasten die in verlaten panden en fabrieken gaan spuiten, maar dat vind ik zonde. Hun werken zijn dan alleen toegankelijk voor een bepaald publiek die weet waar ze zijn. Street art is street hé, dat is niet in een fabriek gaan staan waar niemand je ziet.”
Toch vindt Bué zichzelf geen vandaal. “Ik ga nooit op iemands voordeur schilderen. Als ik iets doe, wil ik er iets moois van maken. Ik wil dat mensen daar een goed gevoel bij hebben. Het stadsbestuur van Gent kent mij natuurlijk, maar ze laten mij doen. Ik ben geen vandaal, hé.”
Wie hij dan wel vandalen vindt? “Mensen die overal gaan taggen”, zegt hij met een vette e. “Ik heb dat ook nog gedaan toen ik jong was en debiel”, legt hij uit met een lachje, “maar je hebt daar niets aan. Je naam overal zien staan, dat gaat om je ego. Niets meer en niets minder.”
Tegenwoordig staat het publiek veel meer open voor graffiti dan vroeger het geval was. Daar is onder meer de gedoogzone in het Werregarenstraatje het perfecte voorbeeld van. Bué denkt er het zijne van.
“Da’s goed voor klein mannen, hé. Kunnen ze daar wat oefenen. En het is ook goed voor hun ouders, dat ze geen politie aan de deur krijgen. Maar mij zul je daar niet zo snel meer zien.”
Show en gimmick
Graffiti op de muren in legale zones blijft natuurlijk niet duren, zoals ik even later bemerk als ik door het smalle steegje wandel. Elke vierkante millimeter is er bedekt met verf, het ene kunstwerk al wat geslaagder dan het andere. Het is vechten voor een lege plek, en schilderingen worden snel overgespoten.
“Dat is normaal, graffiti blijft niet duren”, zegt Bué. “Vooral als dat een muur is voor iedereen. Maar moest dat op mijn muur zijn, dan zou ik daar niet altijd mee kunnen lachen.”
Vaak worden Bué’s kunstwerken niet weggehaald, wel worden ze dikwijls getagd door anderen. “Mijn muurschilderingen zal niemand overspuiten. Iedereen die iets kan in dit wereldje kent mij. Het gaat om respect. Maar je hebt altijd dwaze gastjes, natuurlijk. Soms lopen hier van die 18-jarige West-Vlamingen rond die op een paar treinen spuiten en dan denken dat ze ‘de man’ zijn en beter dan ik. Terwijl ik al spoot toen zij nog lucht waren”, lacht hij.
“Het is spijtig dat er vaak veel show en gimmick mee gepaard gaat. Bij mensen die wel in mijn flash zitten (op zijn niveau, red.), qua art en personality, is dat helemaal niet zo.”
Intussen heeft Faif naast zijn banaan al de beginselen van een roze regenboog en dito flatgebouwen klaar. Bué haalt een groene spuitbus uit een plastic zak en schetst iets wat op een paddestoel lijkt (maar later een van zijn typische figuurtjes blijkt te zijn, red.).
Niet alle collega’s zijn even blij met Bué’s – vrij – wettelijke aanpak. “Ik heb aan de Nederkouter een stuk waar iemand ‘illegal graffiti walls’ op geschreven heeft. Dat zijn gasten die het niet kunnen hebben dat mensen zoals ik legale dingen doen. Volgens hen is dat geen graffiti meer. Voor mij ook niet trouwens, dat zijn muurschilderingen. Er zijn trouwens maar weinig mensen die van inborst nog echt ‘graffiti’ zijn. En meestal gaat het dan om kerels die in een marginaal sfeerke zitten.”
Hij kijkt om zich heen en legt uit, “alles is relatief, natuurlijk. Buitenstaanders kunnen mij ook marginaal vinden als ik zo door de stad loop.” Hij wijst op zijn binnenstebuiten gekeerde trui en jeans met verfspetters. “Maar ik bedoel mensen die geen stap vooruit zetten in hun leven en in die sferen blijven zitten. Ik wil vooruitgaan.”
Slimme jongen
Of hij nog nooit problemen heeft gehad met de politie? “Nee, I’m a smart kid”, lacht hij. “En als je gepakt wordt, ligt dat meestal aan jezelf. Je moet er ten eerste voor zorgen dat ze tijdens een huiszoeking niks kunnen vinden. Dus geen foto’s op je computer, dat moet allemaal weg uit je huis. Maar ook als je op stap gaat zijn er regels. Als je nergens mee rekening houdt en niet om je heen kijkt, wordt je gepakt. Zelfs als er maar een iemand op straat loopt, is dat er een te veel. Zeker hier in Gent, waar er maar tien graffitispuiters zijn. In Mexico-Stad bijvoorbeeld zijn er een miljoen, daar beginnen ze er niet meer aan. Daar lopen ze te taggen en te spuiten terwijl er mensen voorbijlopen.”
Bué begon al op zijn vijftiende met graffiti, en is van plan om er nog een tijdje mee door te gaan. Zijn ultieme droom is een kinderspeelplein, of “een muurschildering in 3D” zoals hij het omschrijft.
Als ik hem vraag of er nog een muur is waar hij ooit nog zijn handtekening op wil zetten, kijkt hij stiekem naar de achterkant van de Apple-winkel even verder. Het grote roze logo van het computermerk kijkt er vanop een witte muur neer op de Leie. “Als je gewoon een tongetje in die opening tekent, en dan een oogje en twee beentjes, dan heb je al een character. Ja, ik zal dat nog wel doen.”
Dit artikel verscheen ook online in Nacht.Mag.
donderdag 22 april 2010
De Britse tweestrijd is voorbij
Op 6 mei trekken de Britten naar de stembus voor de nationale verkiezingen. Terwijl Labour en Conservatieven elkaar het bloed vanonder de nagels halen, zijn alle ogen in het land op Nick Clegg gericht.
De leider van de Liberal Democrats is ’s lands hope and glory, en zou wel eens de spreekwoordelijke derde hond kunnen zijn die er met het been vandoor gaat.
De tijd dat alleen Labour en Tories in de regeringspap te brokken hadden, is voorbij. Rood en blauw hebben een te duchten tegenkandidaat, LibDem. Het ziet er zelfs naar uit dat Nick Clegg en de zijnen een enorme stap voorwaarts zullen zetten in de komende stembusgang en het de alleenheersers aan de top knap lastig zullen maken.
De meeste Britten kennen Clegg pas sinds vorige week. Dankzij zijn opmerkelijke verschijning in het eerste van drie tv-debatten schoot de score van de LibDems bij alle pols plots huizenhoog.
Labour- en Tory-kopstukken Gordon Brown en David Cameron deden vooral veel moeite om de vragen te ontwijken met cijfers die nergens op gebaseerd waren. Clegg daarentegen had wel netjes zijn huiswerk gemaakt en kwam aandraven met een stapeltje stevige oplossingen voor de gezondheidszorg, criminaliteit en immigratie.
Bovendien heeft de Britse kiezer ferm genoeg van de twee grootste partijen die het land de voorbije 65 jaar bestuurden. Maggie Thatcher zweeft nog altijd rond in het collectieve achterhoofd, en zorgt er voor dat velen een conservatieve stem zien als een open deur naar het verleden.
Ook Labour heeft het, door menig economische of Afghaanse crisis, stevig verkorven. De enige optie voor de Brit die bereid is te stemmen op een doordeweekse donderdag is LibDem.
Tenzij hij met alle geweld wil stemmen voor een van de vele onafhankelijkheidspartijen zonder programma, of voor eentje die met alle geweld uit de EU wil stappen en met Herman Van Rompuy de vloer aan veegt.
Dat de eeuwige derde partij in het Verenigd Koninkrijk een vrij grote kans maakt om de volgende zes jaar te mogen meespelen, is de jongste dagen ook duidelijk in de Britse media. Clegg is er het gespreksonderwerp van de dag. Behalve diepgaande analyses in The Guardian of op BBC, gooien zelfs de pulpkranten zich in de strijd.
Hoewel de meer sensatiebeluste media LibDem traditioneel zeer bewust doodzwijgen – zoals voormalig The Sun-hoofdredacteur David Yelland afgelopen weekend pijnlijk verklaarde – kunnen ook zij niet aan de hype ontsnappen.
Daily Mail maakte na het bekend worden van de polls – waarin Clegg en zijn clan momenteel tussen 26 en 34% van de stemmen halen – dan ook werk van een pagina op haar website waarin serieus aan Cleggbashing gedaan wordt.
Hoewel het ongeloofwaardig lijkt, is slechte media-aandacht hier beduidend beter dan helemaal geen. En dat geen enkele tabloid LibDem ooit ook maar vermeldde in hun artikels, zal des te meer voor voldoening zorgen als Clegg veel stemmen haalt.
Al is het maar omdat mediagigant Rupert Murdoch dan voor een keer geen vriendje aan de top geholpen heeft met The Sun of een van zijn andere kranten. Veel Britten hebben namelijk genoeg van de nauwe banden tussen politiek en media.
Tot slot zijn de Britten niet langer vies van een ‘hung parliament’, en zien ze coalities tussen partijen best wel zitten. Misschien houdt dan toch iemand de onkostennota’s en schandalen van de tegenpartijen in Westminster in het oog.
En hoewel de Cleggmania stevig uit zijn voegen barst, is de onopvallende leider van LibDem niet de nieuwe Winston Churchill, Ché Guevara of – godbetert – de Britse Barack Obama.
Wel kan hij een nieuwe wind doen waaien in de UK, of op zijn minst Brown en Cameron met hun voetjes op de grond zetten. Al is het waarschijnlijk maar voor even.
De leider van de Liberal Democrats is ’s lands hope and glory, en zou wel eens de spreekwoordelijke derde hond kunnen zijn die er met het been vandoor gaat.
De tijd dat alleen Labour en Tories in de regeringspap te brokken hadden, is voorbij. Rood en blauw hebben een te duchten tegenkandidaat, LibDem. Het ziet er zelfs naar uit dat Nick Clegg en de zijnen een enorme stap voorwaarts zullen zetten in de komende stembusgang en het de alleenheersers aan de top knap lastig zullen maken.
De meeste Britten kennen Clegg pas sinds vorige week. Dankzij zijn opmerkelijke verschijning in het eerste van drie tv-debatten schoot de score van de LibDems bij alle pols plots huizenhoog.
Labour- en Tory-kopstukken Gordon Brown en David Cameron deden vooral veel moeite om de vragen te ontwijken met cijfers die nergens op gebaseerd waren. Clegg daarentegen had wel netjes zijn huiswerk gemaakt en kwam aandraven met een stapeltje stevige oplossingen voor de gezondheidszorg, criminaliteit en immigratie.
Bovendien heeft de Britse kiezer ferm genoeg van de twee grootste partijen die het land de voorbije 65 jaar bestuurden. Maggie Thatcher zweeft nog altijd rond in het collectieve achterhoofd, en zorgt er voor dat velen een conservatieve stem zien als een open deur naar het verleden.
Ook Labour heeft het, door menig economische of Afghaanse crisis, stevig verkorven. De enige optie voor de Brit die bereid is te stemmen op een doordeweekse donderdag is LibDem.
Tenzij hij met alle geweld wil stemmen voor een van de vele onafhankelijkheidspartijen zonder programma, of voor eentje die met alle geweld uit de EU wil stappen en met Herman Van Rompuy de vloer aan veegt.
Dat de eeuwige derde partij in het Verenigd Koninkrijk een vrij grote kans maakt om de volgende zes jaar te mogen meespelen, is de jongste dagen ook duidelijk in de Britse media. Clegg is er het gespreksonderwerp van de dag. Behalve diepgaande analyses in The Guardian of op BBC, gooien zelfs de pulpkranten zich in de strijd.
Hoewel de meer sensatiebeluste media LibDem traditioneel zeer bewust doodzwijgen – zoals voormalig The Sun-hoofdredacteur David Yelland afgelopen weekend pijnlijk verklaarde – kunnen ook zij niet aan de hype ontsnappen.
Daily Mail maakte na het bekend worden van de polls – waarin Clegg en zijn clan momenteel tussen 26 en 34% van de stemmen halen – dan ook werk van een pagina op haar website waarin serieus aan Cleggbashing gedaan wordt.
Hoewel het ongeloofwaardig lijkt, is slechte media-aandacht hier beduidend beter dan helemaal geen. En dat geen enkele tabloid LibDem ooit ook maar vermeldde in hun artikels, zal des te meer voor voldoening zorgen als Clegg veel stemmen haalt.
Al is het maar omdat mediagigant Rupert Murdoch dan voor een keer geen vriendje aan de top geholpen heeft met The Sun of een van zijn andere kranten. Veel Britten hebben namelijk genoeg van de nauwe banden tussen politiek en media.
Tot slot zijn de Britten niet langer vies van een ‘hung parliament’, en zien ze coalities tussen partijen best wel zitten. Misschien houdt dan toch iemand de onkostennota’s en schandalen van de tegenpartijen in Westminster in het oog.
En hoewel de Cleggmania stevig uit zijn voegen barst, is de onopvallende leider van LibDem niet de nieuwe Winston Churchill, Ché Guevara of – godbetert – de Britse Barack Obama.
Wel kan hij een nieuwe wind doen waaien in de UK, of op zijn minst Brown en Cameron met hun voetjes op de grond zetten. Al is het waarschijnlijk maar voor even.
zaterdag 3 april 2010
De doodsteek voor Twilight - Stephenie Meyer breit teleurstellend einde aan vampierensaga
‘Morgenrood’, de Nederlandse vertaling van het vierde en laatste boek van de Twilight-reeks, ligt op 17 april in de winkel. Hoewel van de Engelse versie wereldwijd al miljoenen exemplaren over de toonbank gingen, zijn de kritieken snoeihard. Heeft Stephenie Meyer haar vampierensaga de doodsteek gegeven?
[spoiler alert!]
Flashbacks van toen de laatste Harry Potter net in de winkels lag, overmanden ons bij de beelden van gibberende Amerikaanse tienermeisjes die anderhalf jaar geleden in lange rijen aanschoven om het laatste boek van de Twilight-reeks in handen te krijgen. Van ‘Breaking Dawn’ (Nederlandse titel: ‘Morgenrood’, red.) werden de eerste dag 1,3 miljoen exemplaren verkocht.
Sinds de publicatie van ‘Twilight’, het eerste deel waar de reeks naar vernoemd is, heeft de Amerikaanse schrijfster Stephenie Meyer al ruim 70 miljoen boeken verkocht. Daarmee bungelt ze een heel eind achter J.K. Rowling, die andere fantasy-schrijfster die haar leerling-tovenaar Harry Potter maar liefst 400 miljoen keer over de toonbank zag vliegen.
Maar niet alleen in verkoopcijfers kan Meyer niet aan haar Britse collega tippen. Daar waar Rowling een succesvol einde aan haar zevendelige reeks breide, heeft Meyer het volgens velen behoorlijk verprutst.
In de eerste dagen na de release in de VS brachten een aantal fans, opgehitst door een teleurgestelde lezer op boekensite Amazon.com, onder het mom van “Don’t burn it, return it”, hun exemplaar van ‘Breaking Dawn’ terug naar de winkel. Andere diehard fans blijven laaiend enthousiast. De meningen zijn dus verdeeld.
Jammer genoeg moeten wij ons aansluiten bij de lezer die vindt dat Meyer haar eigen reeks naar de maan heeft geholpen. Tijdens het lezen van ‘Twilight’ voelden wij ons bijwijlen graag nog eens een tiener. Maar met de publicatie van elk nieuw boek kon de saga ons steeds minder bekoren, tot met ‘Morgenrood’ de vampierentrein helemaal ontspoorde.
Steigerende feministen
De verhaallijnen in de reeks zijn vrij eenvoudig en voorspelbaar. In ‘Twilight’ wordt de saaie Bella verliefd op Edward, de knapste – en natuurlijk ook meest onbereikbare – kerel van de plaatselijke high school.
De liefde is wederzijds, maar de geur van Bella’s bloed maakt vampier Edward hoorndol. Gelukkig noemt de familie Cullen zich ‘vegetariërs’, en leven ze alleen van dierenbloed.
Een seksuele relatie zit er voor de twee geliefden niet in, aangezien sterke, perfecte Edward van fragiele Bella waarschijnlijk geen spaander heel zou laten. Dit ruikt behoorlijk naar voorhuwelijkse seksuele onthouding, maar dat mag geen wonder heten met de conservatieve mormoonse achtergrond van Meyer. Edward weigert ook om Bella in een vampier te veranderen, hoewel ze dat zelf wil. Voor haar eigen goed, heet dat dan.
Eveneens om Bella te beschermen, geeft Edward haar de bons in het tweede boek ‘Nieuwe maan’. Het arme schaap vindt troost bij haar beste vriend annex weerwolf Jacob. Maar vampieren en weerwolven kunnen elkaars bloed drinken, en dus volgt in ‘Eclips’ een eindeloze aaneenschakeling van Bella’s twijfels over welke hunk ze moet kiezen.
Waar feministen al een vette kluif hadden aan de eerste drie delen, gaan ze – samen met elke ruimdenkende lezer – helemaal uit hun dak na het lezen van ‘Morgenrood’. In het laatste boek van de eens zo veelbelovende reeks trouwen Bella en Edward. Niet helemaal naar Bella’s zin, maar Edward weigert nog steeds de bedstee in te duiken. Of toch niet voor het huwelijk, dus heeft maagdelijke Bella geen andere keuze.
Meyer plakt Edward het etiket ‘ouderwets’ op – hij is immers bijna 90 – en daarmee is de kous af. Bella blijft de kwetsbare ziel die beschermd moet worden en mag vooral geen eigen beslissingen nemen. Dus doet perfecte Edward dat voor haar.
Als Bella op huwelijksreis zwanger blijkt te zijn – na een keertje seks, jawel – wil haar echtgenoot zelfs dat ze een abortus ondergaat. Bella weigert en besluit, samen met Edward’s kinderloze zus Rosalie, de baby te houden.
Geforceerde huwelijken en halfgewenste baby’s: elke ouder vraagt zich luidop af welk beeld een kind krijgt van relaties tussen volwassenen.
Losse eindjes
Nog erger is het hoofdstuk waarin baby Renesmee, half vampier en half mens, geboren wordt. Criticus Elizabeth Hand vreest in The Washington Post zelfs dat gevoelige tieners zich levenslange onthouding zullen opleggen na het lezen van dit uitermate gruwelijke stuk.
Helemaal surrealistisch wordt het wanneer Jacob plots zijn liefde voor Bella vergeet en verliefd wordt op haar dochter. Weerwolven zijn namelijk voorbestemd om met een persoon samen te zijn, zelfs al is de zielsverwant nog maar enkele dagen oud.
Een beetje ziek, als u het ons vraagt, en het doet ons terugdenken aan het geforceerde huwelijk van Bella. Volgens Meyer heeft een mens blijkbaar weinig te kiezen.
Het einde van ‘Morgenrood’ valt al helemaal in het water als het langverwachte gevecht met de Volturi, de koninklijke vampierenfamilie die de wetten oplegt, helemaal niet doorgaat.
Twee boeken en 1.300 pagina’s lang heeft Meyer haar verhaal opgebouwd naar dit ferme conflict tussen de twee vampierenclans, die uiteindelijk na een hoop heen-en-weergepraat gewoon naar huis terugkeren.
Meyer heeft er trouwens een handje van weg om verhaallijnen te laten doodbloeden of plots overboord te gooien. De vijandigheid tussen Edward en Jacob, waar ‘Nieuwe maan’ en ‘Eclips’ grotendeels om draaien, verdwijnt in dit laatste deel in het niets. Vampieren en weerwolven worden een grote happy family.
En ieders angst dat Bella zich als een bloeddorstig monster zou gedragen tijdens haar eerste jaren als nieuwe vampier, is meteen van de baan als blijkt dat ze zich, door een gave, heel beheerst kan houden.
Meyer liet in haar grande finale veel losse eindjes liggen, tot groot ongenoegen van veel liefhebbers. De schrijfster kon veel meer uit ‘Morgenrood’ gehaald hebben, maar zorgt alleen dat de al zwijmelende fans nog meer op wolkjes lopen. Erg jammer, want haar vampierensaga zat vol potentieel. Maar Meyer is natuurlijk Rowling niet.
Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Nacht.Mag>
Labels:
breaking dawn,
morgenrood,
stephenie meyer,
twilight
zondag 28 maart 2010
“Nog liever kruidenier dan spellenmaker” - Het wel en wee van de Belgische game-industrie
In de gamesector rinkelen de kassa’s de laatste jaren luider dan in de filmindustrie. Grote Amerikaanse studio’s zoals Electronic Arts zijn alom bekend. Maar wat bijna niemand weet, is dat er bij ons om de hoek ook games ontwikkeld worden. Een wandeling door het jammer genoeg vrij kale Belgische gamelandschap.
“Belgen beginnen liever een kruidenierszaak dan een gamebedrijf. Het zou leuk zijn mocht er meer concurrentie zijn.” Hoewel hun rijtjeshuis in hartje Gent er van buitenaf net zo uit ziet als alle andere in de straat, runnen Michaël Samyn en Auriea Harvey hier wel degelijk hun studio Tale of Tales.
Met slechts een tiental bedrijven is van een ‘game valley’ in België op z’n zachtst gezegd geen sprake. Toch huizen een aantal succesvolle spelontwikkelaars in ons land.
De Belgische game-industrie omvat een brede waaier aan ondernemingen. Van studio’s die in opdracht werken van grote uitgeverijen, tot onafhankelijke ontwikkelaars die met eigen spellen op de markt komen.
Een van die ‘indie’ studio’s is Tale of Tales. Hun grootste commerciële succes is ‘The Path’, een horrorgame die gebaseerd is op het sprookje van Roodkapje. Stereotiepe game-elementen kom je in het spel niet tegen, filosofische onderwerpen des te meer.
“Bij ons staan het thema en de boodschap op de eerste plaats. Onze verhalen kun je niet vertellen met traditionele gametechnieken. ‘The Path’ gaat over doodgaan, dan kun je de speler toch geen muntstukjes laten verzamelen?”, legt Samyn uit.
De nadruk ligt bij Tale of Tales dan ook niet zozeer op het spel, maar veeleer op de ervaring van de speler. Zo trekken Samyn en Harvey met hun experimentele games vooral een alternatiever publiek aan. Wat ook bijzonder is, is dat de helft van hun spelers vrouwen zijn. Bij traditionele games is dat zelden het geval, en voelen vooral mannen zich aangesproken.
Hoge toppen
Ook Visual Impact richt zich niet tot stereotiepe gamers. Hun consolespellen, waaronder de Nintendo DS-versie van ‘Harry Potter en de Orde van de Feniks’, zijn bedoeld voor een jonger publiek.
Van ‘Laura’s Passie: Babysitten’ gingen wereldwijd al 2,8 miljoen exemplaren over de toonbank. Het bedrijf viert deze maand zijn zestiende verjaardag, en ontwikkelt vooral in opdracht van grotere bonzen, zoals het Franse Ubisoft.
De bekendste Belgische game is echter ‘Divine Divinity’ van Larian Studios, de grootste spelontwikkelaar van ons land. De roleplayinggame werd in 2002 wereldwijd een groot succes. Ondertussen bracht Larian ook al een vervolg op de reeks uit, ‘Divinity II: Ego Draconis’ (foto), dat minstens even succesvol belooft te worden.
Ook scoorde het Gentse bedrijf hoge toppen met ‘Ketnet Kick’, een interactief spel voor de jongerenzender van de openbare omroep. Het idee werd zelfs onder meer aan de BBC verkocht.
Oerdegelijk België
Aan talent dus geen gebrek, aan bedrijven daarentegen wel. “Er zijn zo veel mogelijkheden met games. Meer studio’s en kunstenaars zijn dus welkom. Zo wordt de aandacht van het publiek voor games groter. Dat zijn dan ook geen concurrenten, maar partners in de strijd”, lacht Samyn.
Naast een tekort aan overheidssubsidies, zorgt ook onze houding tegenover games voor een gebrekkige interesse. “Belgen zijn conservatief wat trends en technologie betreft. In Nederland zijn ze wel vroeg op de kar gesprongen, omdat ze inzagen dat er veel geld mee te verdienen valt. Wij zijn minder ambitieus en houden van oerdegelijke, conservatieve bedrijven.”
Bij Visual Impact horen we hetzelfde verhaal. Hoewel het bedrijf zestien jaar geleden in Aalst uit de grond werd gestampt, werken er toch meer ontwikkelaars in hun Franse vestiging. “In Frankrijk is er een grotere cultuur op het vlak van gameontwikkeling dan bij ons”, legt directeur Kris Van Lier uit. “Daardoor is er een echt netwerk van mensen met ervaring. Hier in België was en is dat nog steeds niet zo.”
Toch is er aan enthousiastelingen geen gebrek. “Veel mensen voelen zich aangetrokken tot game development, maar hun ideeën staan vaak ver van de realiteit. Het leven van de sterren kun je toch ook niet vergelijken met wat je in Dag Allemaal leest?”
Voetballen
Hoewel Tale of Tales en Visual Impact mijlenver uiteen liggen, zijn ze het er allebei over eens dat de gamecultuur in ons land nog moet groeien. Een stap in de goede richting zijn de opleidingen die de laatste jaren hun opmars maken in Kortrijk, Leuven en Hasselt.
Volgens Rik Leenknegt, coördinator van de opleiding Digital Arts en Entertainment aan de Hogeschool West-Vlaanderen, is de Belgische markt te klein om alle studenten aan het werk te zetten (zie onderaan).
Samyn hoopt dat afgestudeerden zelf gamestudio’s opstarten. “Dat is beter voor de sector, maar ook verstandiger voor hen. Als je in het buitenland voor grote bedrijven gaat werken, is dat net zoals voetballer worden. Dat zijn heel zware jobs, en na vijf of tien jaar ben je eraan. Hier verdient iedereen zijn zondag en moet je na 17u niet meer komen zeveren. De eisen in de VS liggen veel hoger.”
Toch heeft de kleine Belgische game-industrie ook een voordeel. “Zo kunnen wij als klein bedrijfje opvallen. In New York zou dat onmogelijk zijn,” legt Samyn uit. “Die conservatieve kant van de Belgen vinden wij niet eens zo erg.”
Dit artikel verscheen op 26 maart 2010 in de City Clickers-bijlage van Metro.
“Belgen beginnen liever een kruidenierszaak dan een gamebedrijf. Het zou leuk zijn mocht er meer concurrentie zijn.” Hoewel hun rijtjeshuis in hartje Gent er van buitenaf net zo uit ziet als alle andere in de straat, runnen Michaël Samyn en Auriea Harvey hier wel degelijk hun studio Tale of Tales.
Met slechts een tiental bedrijven is van een ‘game valley’ in België op z’n zachtst gezegd geen sprake. Toch huizen een aantal succesvolle spelontwikkelaars in ons land.
De Belgische game-industrie omvat een brede waaier aan ondernemingen. Van studio’s die in opdracht werken van grote uitgeverijen, tot onafhankelijke ontwikkelaars die met eigen spellen op de markt komen.
Een van die ‘indie’ studio’s is Tale of Tales. Hun grootste commerciële succes is ‘The Path’, een horrorgame die gebaseerd is op het sprookje van Roodkapje. Stereotiepe game-elementen kom je in het spel niet tegen, filosofische onderwerpen des te meer.
“Bij ons staan het thema en de boodschap op de eerste plaats. Onze verhalen kun je niet vertellen met traditionele gametechnieken. ‘The Path’ gaat over doodgaan, dan kun je de speler toch geen muntstukjes laten verzamelen?”, legt Samyn uit.
De nadruk ligt bij Tale of Tales dan ook niet zozeer op het spel, maar veeleer op de ervaring van de speler. Zo trekken Samyn en Harvey met hun experimentele games vooral een alternatiever publiek aan. Wat ook bijzonder is, is dat de helft van hun spelers vrouwen zijn. Bij traditionele games is dat zelden het geval, en voelen vooral mannen zich aangesproken.
Hoge toppen
Ook Visual Impact richt zich niet tot stereotiepe gamers. Hun consolespellen, waaronder de Nintendo DS-versie van ‘Harry Potter en de Orde van de Feniks’, zijn bedoeld voor een jonger publiek.
Van ‘Laura’s Passie: Babysitten’ gingen wereldwijd al 2,8 miljoen exemplaren over de toonbank. Het bedrijf viert deze maand zijn zestiende verjaardag, en ontwikkelt vooral in opdracht van grotere bonzen, zoals het Franse Ubisoft.
De bekendste Belgische game is echter ‘Divine Divinity’ van Larian Studios, de grootste spelontwikkelaar van ons land. De roleplayinggame werd in 2002 wereldwijd een groot succes. Ondertussen bracht Larian ook al een vervolg op de reeks uit, ‘Divinity II: Ego Draconis’ (foto), dat minstens even succesvol belooft te worden.
Ook scoorde het Gentse bedrijf hoge toppen met ‘Ketnet Kick’, een interactief spel voor de jongerenzender van de openbare omroep. Het idee werd zelfs onder meer aan de BBC verkocht.
Oerdegelijk België
Aan talent dus geen gebrek, aan bedrijven daarentegen wel. “Er zijn zo veel mogelijkheden met games. Meer studio’s en kunstenaars zijn dus welkom. Zo wordt de aandacht van het publiek voor games groter. Dat zijn dan ook geen concurrenten, maar partners in de strijd”, lacht Samyn.
Naast een tekort aan overheidssubsidies, zorgt ook onze houding tegenover games voor een gebrekkige interesse. “Belgen zijn conservatief wat trends en technologie betreft. In Nederland zijn ze wel vroeg op de kar gesprongen, omdat ze inzagen dat er veel geld mee te verdienen valt. Wij zijn minder ambitieus en houden van oerdegelijke, conservatieve bedrijven.”
Bij Visual Impact horen we hetzelfde verhaal. Hoewel het bedrijf zestien jaar geleden in Aalst uit de grond werd gestampt, werken er toch meer ontwikkelaars in hun Franse vestiging. “In Frankrijk is er een grotere cultuur op het vlak van gameontwikkeling dan bij ons”, legt directeur Kris Van Lier uit. “Daardoor is er een echt netwerk van mensen met ervaring. Hier in België was en is dat nog steeds niet zo.”
Toch is er aan enthousiastelingen geen gebrek. “Veel mensen voelen zich aangetrokken tot game development, maar hun ideeën staan vaak ver van de realiteit. Het leven van de sterren kun je toch ook niet vergelijken met wat je in Dag Allemaal leest?”
Voetballen
Hoewel Tale of Tales en Visual Impact mijlenver uiteen liggen, zijn ze het er allebei over eens dat de gamecultuur in ons land nog moet groeien. Een stap in de goede richting zijn de opleidingen die de laatste jaren hun opmars maken in Kortrijk, Leuven en Hasselt.
Volgens Rik Leenknegt, coördinator van de opleiding Digital Arts en Entertainment aan de Hogeschool West-Vlaanderen, is de Belgische markt te klein om alle studenten aan het werk te zetten (zie onderaan).
Samyn hoopt dat afgestudeerden zelf gamestudio’s opstarten. “Dat is beter voor de sector, maar ook verstandiger voor hen. Als je in het buitenland voor grote bedrijven gaat werken, is dat net zoals voetballer worden. Dat zijn heel zware jobs, en na vijf of tien jaar ben je eraan. Hier verdient iedereen zijn zondag en moet je na 17u niet meer komen zeveren. De eisen in de VS liggen veel hoger.”
Toch heeft de kleine Belgische game-industrie ook een voordeel. “Zo kunnen wij als klein bedrijfje opvallen. In New York zou dat onmogelijk zijn,” legt Samyn uit. “Die conservatieve kant van de Belgen vinden wij niet eens zo erg.”
“België is een kweekvijver voor creatievelingen”
Rik Leenknegt is coördinator van de opleiding Digital Arts en Entertainment aan de Hogeschool West-Vlaanderen. Vorig jaar studeerde een eerste lichting van 32 gamemakers af.
Vinden uw studenten snel een job in de gamesector?
Nee, de afzetmarkt in België is niet groot genoeg om aan alle afgestudeerden werk te bieden. Maar de game-industrie is een mondiale business. We hebben onze studenten altijd duidelijk gemaakt dat ze hun horizon ook moesten verruimen over de grenzen.
Waarom zijn er zo weinig studio’s in België?
Games ontwikkelen is arbeidsintensief, en voor zulke sectoren zijn wij een heel duur land. De overheid voorziet niet genoeg in subsidies. Ook zijn onze jongeren niet zo ondernemend, en zijn ze bang om risico’s te nemen.
Is er een toekomst voor spelontwikkelaars in ons land?
Voor de productie van games niet. Dat wordt uitbesteed aan goedkopere landen. Maar voor het ontwerpen van spellen, zeker. Wij zitten centraal in Europa, en hebben een heel rijke culturele en historische bagage. De ideale kweekvijver voor creatief talent, dus. Maar dan moeten we zorgen voor een interessante economie die mensen aantrekt. Nu sturen we hen vooral weg.
Dit artikel verscheen op 26 maart 2010 in de City Clickers-bijlage van Metro.
donderdag 25 maart 2010
Kleurrijke indianenkunst op een sokkel
BRUSSEL – De kleurrijke alebrijes in Bozar zijn eerlijke kunstwerken die de autochtone Mexicaanse bevolking helpen overleven. De figuurtjes doen ieders verbeelding op hol slaan en vertegenwoordigen de populaire kunst op het ¡México! –festival.
In het kader van het ¡México! -festival haalt de Brusselse Bozar voor de eerste keer alebrijes naar ons land. De figuren, gemaakt uit papier-maché of hout, stellen fabelachtige schepsels voor in de meest schreeuwerige kleuren.
Fantastische schepsels zoals een hond met geel-zwart Marsupilami-lijf en een blauwe snoet, of een hagedis met vissenstaart, wolvensnuit en paarse sint-jakobsschelpen als ogen. Het doet wat denken aan de Zonnekind-puzzels waar lichaamsdelen van verschillende dieren één wezen vormden. Net als toen voelt iedereen zich terug kinds in de Hortahal, en worden de wildste dromen hier werkelijkheid.
Bozar wil met het festival, waarmee tweehonderd jaar Mexicaanse onafhankelijkheid en honderd jaar revolutie gevierd wordt, immers niet alleen de grote namen uit de Mexicaanse cultuur aan bod laten komen. Ook populaire kunstvormen maken deel uit van de Mexicaanse samenleving, en kunnen dus moeilijk over het hoofd gezien worden.
Hoewel de alebrijes en andere ambachten al decennialang bestaan, werden ze door de bevolking nooit erkend als kunst. In 2006 bracht de Belgische Marie-Thérèse Hermano De Aranjo daar verandering in en startte het Museo de Arte Popular, een museum voor volkskunst, in een oude brandweerkazerne in Mexico-stad. Alle Mexicaanse populaire kunstvormen, van piñata’s tot meubels, krijgen er een eigen stek.
Volgens De Aranjo, die er al decennialang woont, telt Mexico zo’n acht miljoen ambachtslieden. Het MAP toont de wereld wat ze kunnen, en houdt hen ook aan het werk. Elke donderdag worden de beste werken gekozen uit een hele reeks die lokale kunstenaars hen aanbieden. De stukken worden door het museum gekocht voor een eerlijke prijs en er tentoongesteld. Met het geld kunnen de indianen hun families onderhouden, en krijgen ze de mogelijkheid om zich in de kunst van de alebrijes te specialiseren.
Met een mengelmoes aan monsterlijke, dierlijke en menselijke kenmerken in fluokleuren geven de alebrijes uitdrukking aan onze wildste fantasieën. Daar haalde ontdekker Pedro Linares in de jaren 1930 trouwens ook de mosterd. Zwevend tussen leven en dood, droomde hij op zijn ziekbed van kleurrijke wezens die hem in een bos vergezelden.
Eenmaal genezen, maakte Linares de eerste alebrije uit papier-maché tijdens de Mexicaanse goede week. De figuur, die gebaseerd was op de duivel, werd verbrand om angsten uit te drijven. Ondertussen nam ook de indiaanse bevolking uit de Oaxaca-regio de ambacht over, maar combineerde ze met haar jarenlange traditie van houtbewerken.
Alebrijes zijn een belangrijk deel van het Mexicaanse culturele erfgoed geworden. Elk jaar in oktober organiseert het MAP zelfs een grote parade waarin de meest kleurrijke figuren door de straten van de hoofdstad passeren.
Hoewel de surrealistische wezens nogal in het niets vallen in vergelijking met de portretten van de grote Frida Kahlo een zaal verderop, is deze tentoonstelling toch de moeite waard om te bezoeken. En populaire kunst op een sokkel kan alleen maar aangemoedigd worden.
Met dank aan Joris Janssens voor de foto's.
Labels:
alebrijes,
bozar,
de aranjo,
mexico,
museo del arte popular,
pedro linares,
popular art
Abonneren op:
Posts (Atom)